De uitdaging van het beheer van onze competenties

Onlangs heeft de columniste van een gerenommeerde Franstalige krant zich vragen gesteld over Defensie. Ik citeer: “Er kunnen evidente vragen gesteld worden over de competentie van Defensie om de bestelling uit te voeren”. Deze uitspraak, te lezen in de context van de conformiteit van de mondmaskers, heeft mij ook aangezet tot het stellen van vragen. Op welke competentie maakte zij allusie? De competenties van ons departement in het algemeen? Onze competentie om overheidsopdrachten af te sluiten? Andere competenties? Het toeval heeft gewild dat ik een week eerder gebrieft werd over de resultaten van een studie over het competentiemanagement bij Defensie, op onze vraag uitgevoerd door de Federale Interne Audit (FIA). We hebben inderdaad een risico van competentieverlies geïdentificeerd, hoofdzakelijk te wijten aan het vertrek van enkele duizenden militairen tussen nu en 2025.

 

Inderdaad, tegen 1 januari 2025 zullen ongeveer 5450 militairen, actueel nog actief, ons verlaten hebben voor een welverdiend pensioen. Aan dit cijfer moeten de vervroegde vertrekken om diverse redenen worden toevoegen. Als antwoord op deze massale vertrekken hebben we onszelf de ambitie gegeven om 10.000 militairen en 2000 burgers te rekruteren. Dat is de ambitieuze doelstelling die we hebben vooropgesteld voor de komende vier jaar.

 

Het succes van deze grootscheepse rekruteringsoperatie zal natuurlijk afhangen van onze capaciteit om een reeks processen te beheersen, zoals de selectie, de basisvorming en de professionele vorming, maar ook van onze capaciteit om iedereen uit te rusten en van logement te voorzien. Bovendien – en niet minder belangrijk – zou het werk, dat verricht werd om het statuut van militairen en burgers van Defensie te verbeteren, moeten toelaten om de vijver te vergroten waaruit we al deze kandidaten zullen moeten putten. De perspectieven van een recent aangekondigde weddeverhoging zullen deze situatie versterken. Deze massale rekrutering is op zich al een belangrijke uitdaging en zal het engagement vergen van de volledige hiërarchie en van al het personeel. Iedereen is erbij betrokken!

 

Maar meer nog dan deze “reddingsoperatie” van onze getalsterkte, moet het verlies van kennis, expertise en ervaring onze aandacht vragen. Het is inderdaad een echte brain drain waarmee we de komende jaren zullen geconfronteerd worden. Zelfs met de beste vormingen van de wereld zullen de beste kandidaten niet van vandaag op morgen de militairen kunnen vervangen die (tientallen) jaren ervaring hebben opgebouwd in operationele eenheden, in staven of in steundiensten. Het tactische of operationele inzicht en de kennis van een doorgewinterde en geharde soldaat, piloot, matroos of ambulancier in operaties vervangt men inderdaad niet met enkele maanden vorming en training. De intuïtie of het vakmanschap van een gevormde technicus, door jaren van sleutelen aan en interventies op voertuigen, vliegtuigen of schepen, vervangt men niet van vandaag op morgen. Diezelfde redenering kan gemaakt worden in het kader van de ontwikkeling of de verwerving van capaciteiten in het medische domein of in dat van de communicatie en ook voor talrijke andere staf- of steunfuncties.

 

Het beheer en de overdracht van competenties is geen exacte wetenschap. Het is een complex proces dat meerdere aspecten inhoudt. Het min of meer formele bestaat erin om de profielen en de vereiste competenties te definiëren om een post in te vullen. Een ander richt zich op de vertaling van tactieken, technieken en procedures in richtlijnen, checklists of andere formele instructies, die op regelmatige basis gecontroleerd worden. Nog andere worden verworven gedurende de talrijke voortgezette vormingen die we volgen. Al deze aangeleerde of verworven kennis stelt echter niets voor indien deze niet naar een hoger niveau wordt getild, door de al dan niet complexe situaties die we voorgeschoteld gekregen hebben tijdens de uitvoering van ons beroep. Het is de opeenstapeling en de verscheidenheid van deze situaties die ons hebben toegelaten om de kennis op te bouwen en te ontwikkelen waarop we ons baseren om beslissingen te nemen.

 

De ontwikkeling van competenties is dus een kwestie van jaren en wat we vandaag verliezen of hebben verloren, zal slechts traag worden heropgebouwd. De huidige omstandigheden zijn ons niet bijzonder gunstig gezind. Om de hoeveelheid aan nieuwe militairen te absorberen, zijn we inderdaad verplicht om een versnelling hoger te schakelen. Men zou zich de tijd moeten kunnen geven om te leren en om de nodige bagage te verwerven. Net die tijd ontbreekt momenteel en dat vertaalt zich in veel on the job training. De ervaren kaderleden zijn in het algemeen niet meer aanwezig voor het correct omkaderen, het bijsturen, het coachen van de jongsten. Diezelfde jonge militairen moeten zelf plaats maken voor nog jongere militairen, wat een verhoogd mutatieritme genereert en in sommige gevallen misschien demotivering. Deze situatie maakt de overdracht van competenties niet eenvoudiger.

 

Laten we deze situatie eerder beschouwen als een opportuniteit. De huidige transformatie-periode en de introductie van een volledige reeks moderne systemen bieden er ons alvast enkele, denk ik. De opportuniteit om goede gewoonten, goede procedures in plaats te stellen, om de juiste reflexen te verwerven en om dit alles te formaliseren in de juiste referenties. Ook en vooral de opportuniteit om de dialoog tussen verschillende generaties aan te moedigen. Deze van de oudsten, die ‘alles hebben meegemaakt’ maar die niet altijd even vertrouwd zijn met de nieuwe technologieën, en die van de jongsten, die grootgebracht zijn in een sterk gedigitaliseerde maatschappij waarin ze andere bagage hebben verworven. Het beheer en de overdracht van competenties wordt op die manier meer een kwestie van houding en dialoog. Zelfs indien het momenteel nog ontbreekt aan een cultuur van kennisoverdracht, installeert de cultuurwijziging zich langzaam maar zeker in de schoot van onze organisatie. Ik ben ervan overtuigd dat morgen, met de nieuwe uitrusting, de soldaat, de piloot, de ambulancier, de matroos of de cyberspecialist(e) zijn of haar beroep met een gevoel van meesterschap zal uitoefenen. Iedereen is erbij betrokken!

 

Sta me toe af te ronden met vertrouwen in de toekomst en in haar opportuniteiten. En last but not least: ik heb vertrouwen in de ploeg die de bestelling van de mondmaskers heeft geplaatst en ik heb dan ook persoonlijk geen enkele reden om te twijfelen aan hun competenties.

 

Michel HOFMAN

Chef Defensie