Windparken op zee: een aanhoudende inspanning van vele partners

Iedereen weet hoe belangrijk de productie van hernieuwbare energie is in de context van de klimaatcrisis. Een jaar na de afwerking van de eerste Belgische windenergiezone op zee blijven de offshore windparken dan ook een actueel onderwerp.

 

Eind 2020 bevestigde België haar positie tussen de wereldleiders in de offshore windindustrie: de eerste Belgische offshore energiezone was een feit en mag meteen de grootste operationele zone ter wereld worden genoemd.

Voor de bouw van windparken in deze eerste offshore-windfase werd in het Marien Ruimtelijk Plan 2014-2020 een gebied van 238 km² gereserveerd langs de zeegrens met Nederland. Na een bouwstart in 2008 en twaalf jaar aanleg zijn er nu in totaal 399 windturbines operationeel in acht windparken. Goed voor een geïnstalleerd vermogen van 2,26 gigawatt of een productie van gemiddeld 8 terrawatt-uur per jaar. Dit vertegenwoordigt ongeveer tien procent van de elektriciteitsproductie in België, of een equivalent van bijna de helft van het elektriciteitsverbruik door gezinnen. Daarmee leveren de Belgische offshore windparken een belangrijke bijdrage aan de klimaatdoelstelling die de Europese Commissie oplegt aan de lidstaten. (Richtlijn 2009/28/EG).

Werkgroep Windmolenparken

 

Naar aanleiding van een stijgend aantal aanvragen voor het bouwen van offshore windparken ontstond de nood om een centraal aanspreekpunt te creëren. Aangezien vele kustwachtpartners bevoegdheden hebben voor de windparken en bijhorende kabels op zee werd dit gesignaleerd aan het beleidsorgaan van de kustwacht. De commandant van de Marine vertegenwoordigt Defensie in dit beleidsorgaan.

 

Op 5 maart 2008 richtte het beleidsorgaan Kustwacht de Werkgroep Windmolenparken op. Het voorzitterschap is voor de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), onderdeel van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), met administratieve en inhoudelijke ondersteuning van het Kustwachtsecretariaat. Over de belangrijkste activiteiten en beslissingen van deze werkgroep wordt gerapporteerd aan de overleg- en beleidsorganen van de kustwacht.

 

De Werkgroep Windmolenparken biedt aanvragers van offshore windparken een centraal aanspreekpunt. Dit is een belangrijke meerwaarde in het ingewikkelde landschap van bevoegde federale en Vlaamse overheidsdiensten en administraties. Er zijn nog een aantal andere voordelen van deze coördinatie: er is efficiënte eensgezindheid over vergunningen en adviezen, en transparantie over afspraken van de verschillende kustwachtpartners met beheerders van windparken. Daarnaast worden de controle- en toezichtstaken van de overheidsdiensten op elkaar afgestemd, komen er samenwerkingsverbanden en worden de interne en externe communicatie op elkaar afgestemd.

Impact op scheepvaart

 

Om aanvaringen en andere ongelukken met windturbines te voorkomen is het belangrijk een veiligheidsperimeter in te stellen rond de turbines. Het Koninklijk Besluit Veiligheidsafstanden bepaalt dat geen enkel vaartuig de windturbines dichter dan 500 meter mag naderen. Binnen dit gebied is visserij dus ook niet toegestaan. Er is enkel een uitzondering voor vaartuigen die vooraf toelating hebben gekregen van de kustwacht, zoals de werkschepen van beheerders van windparken, vaartuigen met een controle- of bewakingsopdracht en reddingsvaartuigen. Het is strafbaar wanneer een vaartuig zonder toelating dichter bij de windturbines vaart en de veiligheidsafstand dus niet respecteert. Dit is een intrusie in de windparken. Die intrusies worden gemonitord door de kustwacht.

Naleving en Veiligheid

 

Om de naleving van de veiligheidsperimeter op te volgen worden op regelmatige tijdstippen ook controles uitgevoerd. Daarbij speelt de scheepvaartpolitie (SPN) uiteraard een belangrijke rol. Bij het monitoren van intrusies en de veiligheidsperimeter werkt de SPN nauw samen met de Belgische Marine, de Douane, de Federale Overheidsdienst Financiën en DG Scheepvaart. Samen vormen ze een partnerschap binnen het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) van de kustwacht en bouwen ze de ‘maritime situational awareness’ uit op het vlak van mogelijke veiligheidsdreigingen.

DG Scheepvaart heeft de bevoegdheid om net als Defensie en de SPN processen-verbaal op te stellen. Zo werden reeds enkele buitenlandse vissersschepen en enkele pleziervaartuigen veroordeeld tot grote boetes. Dit leidde tot een vermindering van het aantal intrusies.

 

De Belgische Marine (Defensie) levert ook middelen (schepen, materieel en personeel) om de veiligheid op zee te bewaken en om controle en handhaving van scheepvaartroutes en veiligheidsperimeters rond windparken te garanderen. Daarnaast voorziet zij ook advies vanuit hun oogpunt. Defensie voert ook nog andere taken uit: het opmaken van eventuele behoeftestellingen voor het plaatsen van militaire apparatuur in de energiezones en voor het gebruik van de energiezones (en faciliteiten) voor de uitvoering van militaire taken. Tot slot neemt Defensie ook het ontmijnen van constructiezones, kabelroutes en scheepvaartroutes (voorafgaand aan de opbouw van windparken) voor haar rekening.

De toekomst

 

Tijdens de voorbije constructiefase was de werklast voor de leden van de Werkgroep Windmolenparken groter dan tijdens de huidige operationele fase, maar de rol van de Werkgroep is nog lang niet uitgespeeld. Deze blijft van onschatbaar belang.

 

Ook in de toekomst zal dat zo blijven. Zowel bij het  verderzetten van de activiteiten gelinkt aan de operationele fase, als bij nieuwe zaken zoals een tweede gebied voor hernieuwbare energie van 285 km² dat is voorzien in het nieuwe Marien Ruimtelijk Plan voor de periode 2020-2026. Het uiteindelijke doel daarbij is om de totale Belgische offshore productiecapaciteit van windenergie te verdrievoudigen.

 

Geïnteresseerd om meer te weten? U kan het volledige artikel lezen op de website van de Kustwacht.

Griet Scheerlinck

Jorn Urbain