CaMo: stand van zaken en vooruitzichten
Het strategische partnerschap Capacité Motorisée (CaMo) is een uniek project dat voortvloeit uit een regeringsakkoord dat Frankrijk en België in 2018 afsloten. Het doel is om de operationele samenwerking tussen de gemotoriseerde eenheden van beide landen te verbeteren. De uitvoerige analyse die de afgelopen drie jaar werd gemaakt, heeft geleid tot aanpassingen in de opleiding, de bevelvoering en de structuur van het project. Er werden ook al talrijke Frans-Belgische samenwerkingsverbanden opgestart.
Het project reikt veel verder dan alleen materieel aanschaffen. Op termijn biedt het de mogelijkheid om zogenaamde interwapen compagnieën en bataljons tot stand te brengen die van nature interoperabel zijn (plug and fight ). Om dat te bereiken, wordt gewerkt op verschillende ontwikkelingslijnen zoals doctrine, organisatie, opleidingen, materieel, leiderschap, bevelvoering, basissen en ten slotte interoperabiliteit.
Het is de bedoeling om tegen 2026 samen aan operaties te kunnen deelnemen op basis van een gemeenschappelijke doctrine, een vergelijkbare organisatie en bijna identieke wapensystemen. “Het project heeft een tactische meerwaarde”, legt kolonel Laurent uit, de CaMo-projectofficier. “Hierdoor kunnen onze Belgische en Franse soldaten binnenkort immers mogelijk zij aan zij optreden tijdens operaties, zonder een lange en ingewikkelde voorafgaande opleiding.”
Voortgang van het project
De afgelopen drie jaar is het partnerschap al flink op gang gebracht. Er is een binationale analyse uitgevoerd van het Franse Scorpion-project, waarop CaMo is gebaseerd. Hierdoor konden ze de impact op de bevelvoering over de eenheden in kaart brengen vanuit het oogpunt van de opleidingen, de scholen en structuur. Die analyse is onder meer gebruikt om de gezamenlijke doctrine tussen onze twee landen op te stellen.
Met het oog op een betere synergie voor de trainingen en opleidingen, wordt een systeem van gelijkwaardige brevetten en diploma’s ingevoerd. Hierdoor kunnen militairen in het partnerland een opleiding volgen, die leidt tot een certificaat dat in eigen land geldig is. Om aan de vereisten van elk land te beantwoorden, was hiervoor eerst een studie en aanpassing van verschillende opleidingen nodig.
Om het partnerschap bij de eenheden concreet gestalte te geven, doet de Belgische Gemotoriseerde Brigade zo veel mogelijk aan uitwisseling via een verbroedering met de 7de Gepantserde Brigade van Besançon.
Een grootschalige samenwerking
In 2020 was de Landcomponent de eerste partner van de Franse landmacht op het gebied van bilaterale activiteiten. Die samenwerking heeft diverse gevolgen voor de dagelijkse activiteiten van de Landcomponent. Er zijn natuurlijk de vergaderingen tussen de generale staven om het project uit te werken. Verder worden eenheden vaak ingezet bij trainingsinstallaties van het andere land. Elke partner zorgt voor een evenwichtige bijdrage.
Er zijn talrijke concrete voorbeelden van de samenwerking:
- De Belgische eenheden gaan onder meer naar het Centre d’Entraînement au Combat (CENTAC), een gevechtstrainingscentrum in Aube, en naar het Centre d’Entraînement aux Actions en Zone urbaine (CENZUB), het trainingscentrum voor acties in stedelijke gebied in Aisne.
- Elk jaar organiseert de Gemotoriseerde Brigade Celtic Uprise, een oefening op burgerterrein in België. Daarin wordt steeds een Franse compagnie opgenomen. Zo kan die deelnemen aan een training op onbekend terrein met een bevolking die niet noodzakelijk dezelfde taal spreekt.
- Twee Belgische officieren hebben bij Franse eenheden deelgenomen aan een buitenlandse operatie.
Het Bataljon Artillerie geeft momenteel een cursus aan Franse militairen in het kwartier van Brasschaat.
De volgende fasen van CaMo
Verschillende mijlpalen vormen de belangrijkste fasen van dit partnerschap.
Deze zomer wordt het eerste transformatieorder uitgevaardigd. Daarin wordt het kader voor het project en de uitvoering ervan geconcretiseerd. Vanaf 2022 helpen Belgische instructeurs in Franse scholen chauffeurs en mecaniciens opleiden en geven ze cursus in het schieten en het gebruik van het Scorpion gevechtsinformatiesysteem (SICS). Op die manier ondersteunt België het Franse landleger bij zijn eigen transformatie.
In 2023 organiseert Frankrijk een grote terreinoefening waaraan België zal deelnemen. Bijkomend nemen eenheden van de Gemotoriseerde Brigade deel aan de jaarlijkse experimentele oefening om de nieuwe Scorpion-doctrine uit te testen. Vanaf 2024 wordt de Franse Scorpion-doctrine aangenomen na specifieke opleidingen voor kaderleden en soldaten.
De eerste voertuigen worden in 2025 geleverd. Tot slot transformeert in 2026 het eerste bataljon en schakelt het over op het gebruik van de Griffon. Dit omvat meer dan alleen het voertuig en heeft ook betrekking op tactiek, radiosystemen, communicatie, bevelvoering, enz.
Ambities en perspectieven
Dit partnerschap is in twee opzichten uniek. Allereerst door het type contract dat is ondertekend: Frankrijk is verantwoordelijk voor de aankoop van het materieel in naam en voor rekening van de Belgische staat. Ten tweede wat de reikwijdte van het partnerschap betreft. Dit beoogt operationele samenwerking onder het brigadeniveau te bereiken, dus tot op het niveau van de voertuigen en soldaten. Meestal worden niet-technische normen voor operationele samenwerking vastgelegd op brigadeniveau of hoger. In dit geval werd echter besloten om zelfs de Franse doctrine voor gemotoriseerde eenheden over te nemen.
Kolonel Laurent licht toe: “Het partnerschap geeft de Landcomponent toegang tot bijkomende concepten, middelen en technologieën. Door zijn omvang heeft het een langetermijneffect op de verdere ontwikkeling van zijn capaciteiten. Enerzijds verankert het de component in de 21ste eeuw door de aanschaf van hoogtechnologisch materieel. Anderzijds wordt de Landcomponent gekoppeld aan de evolutie van de Franse landmacht zodat de eenheden interoperabel blijven. De Franse landmacht heeft de ambitie om tegen 2030 het Europese referentieleger te worden. België kan er trots op zijn om van die ambitie deel uit te maken.”
Het idee achter dit partnerschap toont duidelijk de ambitie om een Europese samenwerking van onderuit tot stand te brengen, vanuit de landen tot op Europees niveau. Hiermee wordt vormgegeven aan een Europese defensie en unie van internationale samenwerking. Dit partnerschap dient als voorbeeld door te tonen welke Europese samenwerkingsverbanden nog mogelijk zijn. Naast de Admiraliteit Benelux en nu ook het CaMo-project verankert België zich nog meer in een kader van internationale samenwerking.