De verwachtingen beantwoorden

De oorlog in Oekraïne en de impact ervan op de veiligheid van het Europese continent hebben zich op de agenda gezet van alle internationale en nationale organisaties en van alle media. De planning van bijdragen aan de snelle-reactiestrijdkrachten van de NAVO zijnde wat ze was, is de ontplooiing van ons detachement, van zodra de NRF (NATO Response Force) werd geactiveerd en binnen de vereiste preadviezen, een zeer tastbare illustratie van de paradigmaverschuiving waarnaar ik in mijn vorige blog verwees. De verlenging van de aanwezigheid van onze F-16’s in Estland, de ontplooiing van een mijnenjager in de schoot van de SNMCMG1 en de bijdrage van Belgisch personeel aan “internationale” capaciteiten zoals de MRTT (Europees) of de AWACS (NAVO), vervolledigen dit plaatje. We zijn inderdaad in een periode beland waarin de collectieve verdediging de bovenhand heeft genomen. Dat voelden we al een tijdje aankomen en de actualiteit heeft ons helaas gelijk gegeven.

 

Het besef van deze evolutie liet echter niet lang op zich wachten. Het wordt gedeeld door al onze bondgenoten en partners. Het heeft zich vertaald in talloze aankondigingen van de verhoging van defensiebudgetten, die allemaal convergeren naar gemeenschappelijke doelstellingen. Ook onze regering heeft zich geëngageerd – in twee fasen. Allereerst werd, in overeenstemming met het regeerakkoord, de actualisatie van de MPW (Militaire Programmatiewet) goedgekeurd, met inbegrip van de stijging van het begrotingstraject naar 1,54 % tegen 2030. Vervolgens krijgt Defensie de komende drie jaar een extra injectie van EEN miljard euro. Zelfs als ze zich onderscheiden door een verschillende horizon – 2030 voor de ene, 2024 voor de andere – bieden deze beslissingen aan Defensie op middellange en lange termijn onontbeerlijke perspectieven om een zekere stabiliteit in onze projecten en initiatieven te garanderen. Binnen verscheidene diensten van de Defensiestaf wordt momenteel veel synchronisatie- en coördinatiewerk verricht om deze budgetten op een correcte wijze in de tijd te spreiden. Dit werk wordt afgebakend door onderliggende doelstellingen, die moeten zorgen voor de globale samenhang. In het licht van zijn operationele lessen, hoe voorlopig en tussenliggend ook, verplicht het conflict in Oekraïne ons tot het herzien van sommige van onze plannen. Het legt ons ook op om sommige principes en beleidsopties te herevalueren, zoals “pooling and sharing”, de impact van de gelijktijdigheid van de engagementen op de uitrusting van het personeel en van de eenheden, of nog de noodzaak van een maintenancereserve.

 

Een eerste doelstelling bestaat erin om de reeds geplande capaciteiten aan te vullen om ze coherenter, efficiënter en doeltreffender te maken. Strategische, operationele en tactische bewakings- en inlichtingencapaciteiten, commando-, coördinatie- en controlestructuren gebaseerd op performante beveiligde communicatiemiddelen, geïntegreerde cybercapaciteiten in dit nieuwe operationeel domein, robuuste directe en indirecte vuursteun voor land- en maritieme operaties, of nog effectieve luchtdekking zijn allemaal “gebieden” waarin Defensie zal moeten blijven investeren.

 

Een tweede doelstelling is het versterken van onze logistieke ondersteuningselementen, de Combat Service Support. Bij elke militaire operatie speelt de logistiek inderdaad een cruciale rol, laten we dat niet vergeten. De Russische strijdkrachten hebben dit blijkbaar tot hun scha en schande geleerd. Een commandant moet kunnen vertrouwen op operationele voertuigen, voldoende in aantal, goed onderhouden en snel herstelbaar, en op een stevige bevoorradingsketen die hem in staat stelt zijn troepen te voorzien van brandstof, munitie, reserveonderdelen en proviand. De logistiek is de succes- of faalfactor van de missie. Dankzij (voornamelijk) het STAR-plan zullen we ons ook op dit vlak kunnen versterken. Dit zal des te belangrijker zijn omdat veel van deze (nieuwe) capaciteiten Defensie in staat zullen stellen om veel taken uit te voeren in het kader van Hulp aan de Natie, en Host Nation Support. Voor België als gastnatie en transitland is dit onontbeerlijk.

 

Het verbeteren van onze paraatheid is het derde beoogde doel. De toegekende bedragen zullen ons in staat stellen om op korte termijn bepaalde lacunes in onze munitievoorraden, in de beschikbaarheid van onze uitrusting, van onze voertuigen en van onze wapensystemen op te vullen, alsook van bepaalde infrastructuren. Deze bedragen zullen ons ook in staat stellen om bepaalde tekortkomingen in de uitrusting van ons personeel aan te pakken. Met andere woorden, deze injectie zal ons in staat stellen om onze Readiness te verbeteren. Laten we voor al deze capaciteiten niet vergeten dat de ontwikkeling en integratie ervan in meer complexe configuraties of formaties tijd zal kosten en geleidelijk zal zijn. Laten we ook niet vergeten dat de implementatie van al deze capaciteiten veel training en coördinatie vereist, zowel op nationaal als internationaal niveau. We zijn ermee bezig!

 

De bijkomende budgetten voor Defensie zijn dan ook een noodzaak om een antwoord te bieden op de nieuwe realiteit. Ze zijn in mijn ogen een eerste – weliswaar grote – stap in de goede richting en er zal ongetwijfeld nog méér moeten gebeuren. Vroeg of laat zal ook ons land het gevraagde streefcijfer van 2 % moeten bereiken, al was het maar om de in het verleden gedane beloften in te lossen en onze reputatie van betrouwbare partner binnen de NAVO in stand te houden. Ondertussen zullen keuzes moeten gemaakt worden en die zullen pertinent moeten zijn, door te beantwoorden aan behoeften. Ze zullen ook als efficiënt en doeltreffend beschouwd worden indien het “terrein” ze zal voelen in zijn werk en zijn dagelijkse beleving, en bij voorkeur snel. We moeten inderdaad de doelstellingen op middellange en lange termijn – doelstellingen die het defensiepersoneel van morgen in staat zullen stellen om in uitstekende omstandigheden te werken en te opereren – verzoenen met de huidige verwachtingen van ons personeel. De realisatietermijnen van heel wat projecten zijn soms moeilijk te verzoenen met die verwachtingen, die soms grenzen aan het ongeduld van (een deel van) ons personeel – en dat is in sommige gevallen legitiem.

 

Waar het conflict in Oekraïne ons ook aan herinnert, is het feit dat de doeltreffendheid van een militaire capaciteit ook wordt afgemeten aan de korpsgeest, aan het professionalisme en aan de motivatie van haar personeel. De weerstand en de veerkracht van de Oekraïense militairen zijn veelzeggend.  De soldaat, de matroos, de piloot werkt alleen goed als hij goed uitgerust is, goed getraind, goed gevoed, en wanneer hij brandstof en munitie heeft om zijn missies te vervullen, zowel in tijden van oorlog als in tijden van vrede. Ons personeel zal zijn moreel een boost zien krijgen als het zich het middelpunt van de bezorgdheden voelt, als het effectief kan genieten van de onmisbare steun om zijn missie in de beste omstandigheden te kunnen uitvoeren. Laat ons deze les onthouden bij de toewijzing van de begrotingsmiddelen.