Het leven nadien…

Hoe tragisch de uitkomst van de zaak-Jürgen Conings ook is, het stelt ons in staat om een periode af te sluiten die op zijn zachtst gezegd zeer bewogen is geweest en voor velen van ons erg moeilijk was om mee te leven. Ik kan alleen maar mijn medeleven herhalen jegens zijn partner, zijn kinderen, zijn familie, zijn vrienden en zijn collega’s. Welke emoties ons ook drijven – verdriet, opluchting, begrip of zelfs woede – we zijn als organisatie verplicht om verder te gaan door lessen te trekken uit deze gebeurtenis om deze pagina te kunnen omslaan.

 

Daartoe werd een week geleden het verslag van het onderzoek door onze Inspecteur-Generaal (IG) met het Parlement gedeeld tijdens een zeer geanimeerde vergadering. We moeten toegeven dat dit verslag, door sommigen – op een voor mij excessieve wijze – omschreven als een ‘blunderboek’, niet prettig om lezen is, maar het is bijzonder relevant en vooral bruikbaar. Het stelt ons in staat om een hele reeks lessen te trekken om te voorkomen dat de situatie die we hebben meegemaakt, zich herhaalt. Het lijkt mij eerlijk en transparant om de lezing die ik ervan heb gemaakt met u te delen.

 

Na publiekelijk de fouten te hebben erkend die zijn gemaakt bij de uitbating van de grote hoeveelheid informatie die sinds 2019 is naar voren is gekomen, kan ik niet ontkennen dat we bij twee zeer specifieke gelegenheden misschien de kans hebben gemist om maatregelen te nemen die deze crisis hadden kunnen voorkomen. Evenzo moeten we erkennen dat sommige van onze controleprocessen vrij broos en zelfs wankel zijn geworden. Dit is een realiteit, maar het mag niet onvermijdelijk zijn.

 

In het algemeen en ook in dit geval zijn de onderzoeken van de IG gericht op het identificeren van hiaten in onze organisatie, zowel op het niveau van de processen en de toepassing ervan als op het niveau van concepten of procedures, méér dan op het vastleggen van verantwoordelijkheden. In de situatie die we nu meemaken, zijn deze tekortkomingen vooral vastgesteld in twee domeinen: die van de naleving van de procedures en die van de communicatie, en meer bepaald de informatiestroom. Er zijn ook aanbevelingen geformuleerd op het vlak van ons beleid met betrekking tot bepaalde problematische fenomenen, zoals het extremisme.

 

Wat de procedures betreft, werd vastgesteld dat deze met betrekking tot de toegang tot en het beheer van wapens en munitie niet strikt werden nageleefd. Er kunnen verschillende oorzaken naar voren worden geschoven om uit te leggen of zelfs te rechtvaardigen wat er is gebeurd, maar we moeten kunnen erkennen dat bepaalde mechanismen niet goed genoeg hebben gewerkt. Het vertrouwen dat door een bepaalde routine wordt gegenereerd en de behoefte aan flexibiliteit zullen beter moeten worden ‘gekaderd’ en mogen zeker niet de enige referenties zijn. Ze moeten opnieuw plaatsmaken voor meer nauwgezetheid en controle. Naar mijn mening is dit een aandachts- en werkpunt, en niet alleen op het gebied van bewapening en munitie.

 

Communicatie, niet-communicatie, misverstanden of fouten in communicatie en/of coördinatie werden ook als tekortkomingen aangeduid. Ze hebben zich op verschillende niveaus voorgedaan, binnen diensten en tussen diensten. De communicatie tussen Defensie en andere departementen wordt ook als mogelijke oorzaak geïdentificeerd. Het verslag van het Comité I zou deze kwestie binnenkort moeten kunnen ophelderen. Na dit feit en ook bij vele andere incidenten realiseert men zich dat onbegrip, misverstanden of verkeerde interpretaties aan de basis liggen van deze ‘fouten’ of ‘afwezigheid’ van communicatie. Werkdruk, cumuls, taal en zelfs COVID kunnen deze fouten deels rechtvaardigen, maar ze kunnen ons op geen enkele manier beletten ze te corrigeren.

 

In zijn verslag kwam onze Inspecteur-Generaal tot de conclusie dat “het incident vooral werd verergerd door een structureel tekort aan personeel op verschillende niveaus, door het verlies van kennis en ervaring als gevolg van een aanzienlijk personeelsverloop en door de transformatie die binnen ADIV bezig was“. Ik wil hieraan toevoegen dat deze situatie ons belemmert bij het coachen van onze medewerkers, wat essentieel is voor een goede overdracht van ervaring en good practices. De conclusie van de IG is juist. Ik weiger deze echter onbeperkt te gebruiken als excuus om erge of minder erge incidenten te rechtvaardigen; incidenten die te repetitief zijn geworden in alle domeinen van onze activiteiten, operaties, training, ondersteuning of administratie.

 

We zullen de bevindingen en aanbevelingen van het verslag gebruiken om correcties en verbeteringen aan te brengen in onze concepten, structuren, processen en procedures. We zullen ook de nodige beslissingen moeten nemen om de opdrachten weer in overeenstemming te brengen met de middelen volgens de prioriteiten die we hebben vastgelegd. Veiligheid in al zijn vormen is in deze belangrijk.

 

De kracht van onze organisatie ligt in haar korpsgeest, bron van cohesie en flexibiliteit, en ook een garantie voor onze veerkracht. We gebruiken deze troef om een groepsdiscipline aan te nemen die de facto aanleiding geeft tot een zekere vorm van ‘sociale controle’ binnen onze eenheden en onze diensten. Dit moet het mogelijk maken om abnormale houdingen, misbruik en gevaarlijk of ongepast gedrag te detecteren. We moeten durven dromen dat het collectieve bewustzijn en de waarden van onze organisatie op een dag zelfvoorzienend zullen zijn en elke vorm van controle overbodig zullen maken.

 

Laten we daarom waakzaam zijn, assertief en gefocust, laten we coherent en consequent zijn om ook neen te durven zeggen tegen onszelf of tegen anderen, meerderen of ondergeschikten, wanneer bepaalde situaties dat vereisen. Dit zal essentieel zijn om ons imago te herstellen en de waardering en het vertrouwen van de bevolking te herwinnen. Dat is de uitdaging die Jürgen Conings ons heeft gegeven, aan ons allen om die samen aan te gaan!

 

Michel HOFMAN

Chef Defensie