KMS onderzoekt zeebodem voor innovatieve oplossingen in de bestrijding van zeemijnen

Van 10 tot en met 17 december vaart het onderzoeksschip Belgica langs onze Noordzeekust met aan boord verschillende wetenschappers. Onder hen bevindt zich Sonia Papili, vorser voor de Marine Component en de Koninklijke Militaire School. Ze doet onderzoek langs onze kust met als doel: de zeebodem volledig in kaart brengen om tot innovatieve oplossingen te komen voor de bestrijding van zeemijnen.

 

De nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen van Defensie, waarvan de eerste naar verwachting geleverd wordt in 2024, zullen uitgerust worden met onbemande autonome systemen die ultramoderne akoestische, magnetische en/of optische sensoren bevatten. Een beter overzicht van de onderwateromgeving is onontbeerlijk voor de autonome werking van deze verschillende onbemande voertuigen en voor de evaluatie van de prestaties van hun sensoren.

 

Tijdens dit project werd Sonia Papili bijgestaan door twee militairen van de Marine Component, Pieter-Jan en Geoffrey. Samen gebruikten ze verschillende technieken op meerdere plaatsen om de zeebodem van onze kust in kaart te brengen. Deze plaatsen werden gekozen omwille van de strategische economische ligging en het mogelijk risico in verband met mijnenbestrijding.

 

Freefall Sting

 

Geoffrey hangt over de rand van het schip met iets in zijn handen dat wel wat weg heeft van een torpedo, verbonden met een lang touw. “Dit is de Sting”, zegt hij. Deze freefall penetrometer (een bodemsonde met een enorm meetbereik) laat men verticaal in het water vallen om zo de draagkracht van de zeebodem te kunnen registeren. “Wanneer een zeemijn op de bodem terecht komt, kunnen we aan de hand van deze tool dus inschatten hoe groot de kans is dat de mijn begraven ligt”, vertelt Geoffrey. “Daarom meten we op verschillende plaatsen deze draagkracht op.”

 

Box Coring

 

“Met dit toestel kunnen we verticale stalen van de eerste 20 tot 30 cm van de zeebodem nemen zonder verstoring van het sediment”, legt Sonia uit terwijl een eerste deeltje zeebodem naar boven gehesen wordt met de kraan. Box Coring noemt men dit. “Eens we het water uit de ijzeren buis geschept hebben, gaan we een staal afnemen voor het laboratorium”, licht Pieter-Jan toe.

 

Voor het labostaal wordt een smalle plastic buis voorzichtig verticaal in het stuk zeebodem geplaatst en daarna zo min mogelijk gemanipuleerd om de buis af te sluiten. “We willen een zo eerlijk mogelijk beeld en daarom is het belangrijk niet te veel te schudden of het schuin te houden”, zegt Sonia.

 

Het omringende sediment wordt daarna aan een eerste analyse onderworpen. “We kijken naar de verschillende lagen waaruit de zeebodem is opgebouwd, de sedimentsamenstelling, en beschrijven deze volgens kleur en structuur. Dit geeft ons een eerste beeld over hoe diep een zeemijn kan wegzakken”, vertelt Sonia terwijl ze een laag modder tussen haar vingers wrijft, bestudeert en het resultaat noteert. In het labo wordt het nadien grondig onderzocht op onder meer partikelgrootte en biologische activiteit.

 

Multibeam en subbottom profile

 

Op een kaart wordt een zone van de Noordzee onderverdeeld in verschillende lijnen. De bedoeling is dan dat de navigator van het schip zo perfect mogelijk over deze lijnen vaart. Onderaan het schip bevinden zich 2 types sonars die akoestische signalen uitzenden en wiens reflectie wordt opgemeten. “Op deze manier scannen we horizontaal de zeebodem en nemen ook een verticaal profiel van de zeebodem om dit vervolgens in kaart te brengen. Er wordt als het ware een 3D tekening gemaakt van de zeebodem. Zo weten we waar zich duinen bevinden, waar het vlak is of waar er slechts rimpelingen zijn”, legt Sonia uit.

 

Uiteindelijk zullen deze data samengevoegd en vergeleken worden om een goed beeld te bekomen van de karakteristieken van de testzone. “In de toekomst zullen we op dezelfde manier nog twee of drie andere testzones in beeld brengen met als resultaat een goed inzicht van de zeebodem van de volledige kustlijn.”

Nathalie Mylle

Adrien Muylaert

Mathieu Duhembre