22 maart 2016: collegialiteit en trots
In deel twee van dit drieluik over de aanslagen in Zaventem en Brussel laten we kolonel Bart Demuynck aan het woord. Hij maakte deel uit van het commandoteam van het Militair Hospitaal Koningin Astrid. 22 maart 2016 was voor hem een bewogen dag die hij zich nog levendig herinnert maar waar hij ook positieve gedachten aan overhoudt.
“De aanslagen in Parijs op 13 november 2015 hadden iedereen wakker geschud”, begint kolonel Demuynck. “We voelden dat we ons moesten voorbereiden, ook op het onbekende. Zo hebben we de ziekenwagens met knevels uitgerust, wat voordien niet het geval was. In december 2015 hebben we de hal bovendien volledig als opvangcentrum getest.”
Op 22 maart 2016 meldde het ziekenhuis hem dat er iets ernstig gebeurd was op de luchthaven. Ondanks de onduidelijkheid die er nog heerste, voelde hij meteen dat het nodig was om aanwezig te zijn. “Ik weet nog heel goed dat tussen Antwerpen en Brussel enkel ziekenwagens mij voorbijstaken; de rest van de snelweg leek verlaten. Dan besef je dat het heel ernstig moet zijn.”
“Bij een crisis heb je als commandoteam verschillende taken. Wederzijds vertrouwen is hier echter een sleutelwoord. Je moet voelen dat, zonder woorden, alle neuzen in dezelfde richting staan. Het heeft ons enorm geholpen dat we op voorhand een open organisatiecultuur geïnstalleerd hadden, zodat de medewerkers waar nodig initiatief durven nemen”, vertelt Bart Demuynck overtuigd.
“Vaak hebben we de neiging om ons eerst te focussen op een oplossing voor de crisis. Ik geloof echter dat je je gelijktijdig moet afvragen hoe het personeel hieruit gaat komen”, gaat de kolonel vastbesloten verder. “In zo’n situatie reageren mensen allemaal verschillend. Sommigen stijgen boven zichzelf uit. Anderen moet je tegen zichzelf beschermen. Nog anderen staan aan de grond genageld, niet zozeer omdat ze slachtoffers zien, maar omdat het in eigen land gebeurt. Het is heel belangrijk dat er geen verwijten vallen, want die komen hard aan op dat moment. Ook moet je erop letten dat niemand blijft zitten met het gevoel gefaald te hebben. Dat kan je tonen door vele kleine dingen zoals je houding, een gebaar of een gesprekje.”
“We moeten vooral onthouden dat we voorbereid moeten zijn op het onbekende”, beklemtoont kolonel Demuynck. “We moeten een plan hebben en dat goed kennen. Bovendien moeten we het lef hebben om het waar nodig bij te sturen. En dat laatste hebben we die dag gedaan.”
“De aanslagen hebben mij niet als mens veranderd; ook mijn visie op de wereld niet”, gaat Bart verder. “Soms sta ik er nog bij stil of pakt het mij op een onverwacht moment. Ik weet nog dat ik bij de tweejarige herdenking van de aanslagen les gaf over het nut van evaluaties bij oefeningen. Toen kwam plots dat besef en geraakte ik niet meer uit mijn woorden.”
Er zijn ook positieve zaken verbonden aan 22 maart 2016. Zo heeft het militair hospitaal echt getoond waarvoor het gebouwd is. “Ik kijk echter vooral trots en fier terug op wat we hier allemaal samen hebben gedaan. Hoe we één groot team waren en hoe we er als groep doorgekomen zijn, niet alleen die dag maar ook in de weken erna. We hebben immers nog drie à vier weken steun geleverd. Misschien is het raar om te zeggen, maar we hebben er onderling ook voor gezorgd dat we af en toe konden lachen. Dan hou je elkaar overeind. Als dat goed zit, die werksfeer en collegialiteit, dan kan je elke crisis de baas en dan ben je écht een goede organisatie”, besluit de kolonel.
Op maandag 29 maart volgt een laatste getuigenis van dit drieluik. Majoor Magali Huret heeft het over haar taak als psychologe en vertelt over de psychologische impact die de aanslagen hadden op de slachtoffers en haarzelf.