De klimaatopwarming is (ook) onze zaak
Nu ons land opnieuw hard getroffen wordt door het COVID-19 virus, worstelen we – en samen met ons veel van onze buurlanden – met het vinden van de juiste remedies om deze nogal heftige vierde golf tegen te gaan. Zelfs met een vaccinatiegraad van meer dan 94% binnen Defensie blijven de keuze en toepassing van adequate maatregelen bijzonder delicaat en vormen ze slechts de illustratie van onze relatieve collectieve onmacht om deze pandemie onder controle te houden. Hetzelfde geldt voor de problematiek van de opwarming van de aarde, waar de conclusies van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP26) die onlangs in Glasgow werd gehouden, blijkbaar met de nodige moeite werden onderhandeld. In dit kader heeft België met twintig landen een stappenplan afgesproken om onze krijgsmachten aan te passen aan de klimaatverandering. Het project is enorm, maar van vitaal belang en het werk is reeds aan de gang. De verbeteringsvooruitzichten en de lange termijn deadlines verplichten ons om dit onderwerp te integreren in onze eigen beleidsdomeinen binnen Defensie.
Alle analisten zijn het erover eens dat de opwarming van de aarde een negatieve invloed zal hebben op de wereldorde en zal leiden tot veel instabiliteit in de meest broze of verzwakte regio’s van de wereld. Als ‘acteur’ op het gebied van externe veiligheid zal Defensie klaar moeten zijn om vaker te ontplooien bij zowel humanitaire als crisisoperaties. We moeten ons hierop voorbereiden met de gepaste training, het juiste materieel en ook aangepaste procedures. We moeten inderdaad effectief zijn wanneer de buitentemperatuur hoger is dan 40 of 50 graden of onder de -10 of -20 graden daalt; het Noordpoolgebied is immers ook het toneel van verhoogde spanningen. Tegelijkertijd moeten we onze ecologische voetafdruk verkleinen. Werken in dit soort extreme omstandigheden vereist reflectie en een nieuwe aanpak in het gebruik van beschikbare of te ontwikkelen technologieën. Daarom moeten we ons ook inzetten voor en investeren in innovatie.
Maar het zal niet allemaal om technologie gaan. In veel operatietonelen verdient de manier waarop we ons integreren in het lokale sociale en economische weefsel ook reflectie en actie. Wanneer we in ons land pleiten voor een kortere keten en steun aan lokale bedrijven, moeten we een vergelijkbare aanpak hanteren in de operatietonelen die zich daartoe lenen. Zeker in Afrika, waar droogte, armoede en onveiligheid heel vaak hand in hand gaan en de lokale bevolking rechtstreeks treffen. Dit is een methode die zich al heeft bewezen, onder andere in Niger, waar onze detachementen zich bevoorraden via de lokale markten of afhankelijk zijn van kleine lokale ondernemers, of zelfs aan boord van marineschepen wanneer de bevoorradingsonderofficier zijn bestellingen voor vers fruit, groenten en vis op de lokale markt plaatst. Dit verhoogt natuurlijk de steun van de lokale bevolking voor de aanwezigheid van buitenlandse militairen, maar draagt vooral bij aan de economische ontwikkeling en daarmee aan de stabiliteit in de betreffende regio. Het ontwikkelen van deze aanpak op grotere schaal is een uitdaging, maar dat mag ons er niet van weerhouden om het aan te pakken.
In onze eigen regio’s kunnen we, door de statistieken van natuurrampen door te nemen, alleen maar anticiperen op een toename van de inzet van de strijdkrachten. Bosbranden, overstromingen, orkanen, …: de impact van de opwarming van de aarde neemt zeer uiteenlopende vormen aan, maar manifesteert zich vooral overal en met een omvang en kracht die zelden voordien werden ervaren. De inzet van Defensie op het nationale grondgebied in de context van de overstromingen heeft ons er ook van bewust gemaakt dat de waaier van onze capaciteiten en hun beschikbaarheid niet volledig voldoen aan de potentiële behoeften van de toekomst, en dit zelfs rekening houdend met onze rol als tweede beschermende barrière in het beheer van deze crises. De recente resultaten van de begrotingsoefening zullen ons in staat stellen een aantal van de tekortkomingen van deze toolbox weg te werken.
De transformatie waar Defensie in betrokken is, biedt ook kansen die we niet (zullen) nalaten te benutten. Zowel op het vlak van capaciteitsontwikkeling als dat van infrastructuur integreren we de milieueisen ab initio. Zelfs als de 2500 m² aan zonnepanelen die al in onze kwartieren zijn geïnstalleerd of de technologische oplossingen die in de nieuwe hangar A400M zijn geïmplementeerd bemoedigende aanwijzingen zijn voor de ingeslagen richting, is de weg nog lang. Ook in het materieeldomein wordt al rekening gehouden met het milieuaspect, want in 2023 zal bijvoorbeeld een kwart van onze zogenaamde commerciële voertuigen elektrisch (en/of hybride) zijn. Evenzo zullen de nieuwe schepen van de Marine energiezuinig zijn. De beslissingen over de inplanting van onze kwartieren hebben verschillende doelstellingen, met name in het kader van ons personeelsbeleid. Een daarvan is om aan hun ambities te voldoen en hen kansen te bieden om een loopbaan dichter bij hun woonplaats te hebben. Dit zal ook bijdragen tot de ontlasting van de belangrijkste wegenassen met een verwachte positieve impact op de algehele mobiliteit in het land. Dit is ook het geval voor afstandswerken dat nu, verplicht door COVID, zijn plaats heeft gevonden in onze organisatie, hoewel toegepast in verschillende mate volgens elkeen zijn of haar realiteit. Zo hebben dit jaar gemiddeld 2500 personen per dag hiervan gebruik gemaakt, wat een indrukwekkende vermindering van gemiddeld 250.000 kilometer woon-werkverkeer per dag betekende.
Ten slotte hebben we de milieudimensie ook geïntegreerd in het beheer van onze militaire terreinen. De herbebossingsinitiatieven illustreren hoe goed militaire activiteiten en een goed beheer van de natuur hand in hand kunnen gaan. De partnerschappen met het Département de la Nature et des Forêts (DNF) in Wallonië en met het Agentschap Natuur en Bos (ANB) in Vlaanderen zijn in dit domein bijzonder gunstig. Deze herbebossing en de keuze van een variëteit van boom- en begroeiingssoorten dragen bij tot de creatie van bossen die resistenter zijn tegen het klimaat en minder gevoelig voor parasieten, droogte, stormen, enz. Die beboste zones werken ook als opslagruimte voor CO2.
Dit snelle overzicht sterkt mij in de overtuiging dat er binnen onze organisatie wel degelijk rekening wordt gehouden met klimaat- en milieuvraagstukken. Afgezien van richtlijnen, procedures, concepten of structuren is naar mijn mening echter de gemoedstoestand waarin we moeten nadenken, opereren en werken doorslaggevend in deze strijd tegen de tijd. Een gemoedstoestand die zich uit in de integratie van deze milieudimensie in ons gedrag, professioneel natuurlijk, maar ook als burger. Ik denk dan aan defensief rijden, het uitschakelen van de verlichting in ongebruikte lokalen, het uitschakelen van zijn/haar computer aan het einde van een werkdag, en zoveel andere kleine dagelijkse gebaren die getuigen van onze voortdurende bezorgdheid over dit probleem. Het is uiteindelijk – en vooral – een teken van respect voor anderen – niet toevallig een van onze fundamentele waarden, voor het milieu en zeker voor toekomstige generaties. Deze notie van respect geldt ook voor ons gedrag in de strijd tegen het coronavirus…
Ik ben er vast van overtuigd dat deze aanpak, deze nog opener en meer betrokken houding bij grote maatschappelijke uitdagingen, de cultuuromslag waar we binnen onze organisatie aan werken zal voeden en de nieuwsgierigheid en interesse van de jeugd van vandaag voor Defensie zal stimuleren. De toekomst van ons allen staat op het spel!