Frans-Belgische CaMo-samenwerking wordt zichtbaar tijdens ORION 23
Het project CaMo (Capacité Motorisée) is een strategisch partnerschap tussen België en Frankrijk met als doel de gemotoriseerde capaciteiten beter op elkaar af te stemmen. Tijdens de grootschalige en multinationale oefening ORION 23 (Beldefnews | ORION: 650 Belgische militairen op manoeuvre in Frankrijk) in Frankrijk, waar in totaal zo’n 650 Belgische militairen aan deelnamen, werd deze samenwerking voor het eerst zichtbaar op het terrein.
Het CaMo-partnerschap tussen de Franse en Belgische regeringen kwam al tot stand in 2018. Interoperabiliteit tussen beide landen maakt deel uit van dit partnerschap. Dit betekent dat onze eenheden perfect uitwisselbaar zullen zijn: een Belgische compagnie kan zonder technische problemen worden ingeschakeld in een Frans bataljon en andersom. Op die manier moeten beide landen snel en effectief kunnen optreden wanneer dat nodig is en wordt het strategisch partnerschap versterkt.
“De landcomponent wordt getransformeerd. We krijgen nieuwe voertuigen, nieuwe uitrusting en een nieuwe doctrine gekoppeld aan het Franse leger”, legt kolonel Thiry uit, korpscommandant van het bataljon Ardense Jagers. Samen met elementen van andere Belgische ondersteunende eenheden vormde het bataljon het gros van de Belgische troepen die deelnamen aan de Franse oefening ORION 23. “Het partnerschap stelt ons in staat om in dit kader met hen mee te evolueren.”
Gezamenlijke training en uitrusting
Het uitwisselen van denk- en werkwijzen, maar ook van materiaal is op dit gebied dus van groot belang. Tijdens de oefening SCORPION XII (Beldefnews | Scorpion XII: een blik op het denkwerk van een commandopost) in december 2022 werden de nieuwe doctrines voor de gemotoriseerde capaciteiten van beide landcomponenten uitvoerig getest. Tijdens ORION 23, dat plaatsvond van 19 april tot 5 mei en tot doel heeft aan te tonen dat Frankrijk in staat is multinationale troepen te leiden en in te zetten, werd voor het eerst ook gemeenschappelijke uitrusting op het terrein ingezet.
“Qua communicatie beschikken we over de Franse apparatuur. Hierdoor kunnen we tijdens de oefening rechtstreeks communiceren met ons hoger echelon, de Franse brigade, met dezelfde technische ondersteuning als zij,” gaat kolonel Thiry verder.
Centraal systeem van netwerkradio’s
Het CaMo-project omvat het gebruik van een nieuw informatie-en commandosysteem van netwerkradio’s: de Système d’Information du Combat de Scorpion of kortweg SICS. Dit centrale systeem verbindt alle navigatie-, observatie- en communicatiesystemen en wordt ingezet van de commandopost van een GTIA (Groupement Tactique InterArmes) tot aan de gevechtsvoertuigen.
“Momenteel werken we intern in België met de PR4G-radio’s om gegevens door te sturen. Maar wanneer er bijvoorbeeld een externe eenheid komt, kunnen we geen data versturen omdat ze niet over dezelfde frequenties en codering beschikken”, legt eerste sergeant Bruno van het bataljon Ardense Jagers uit.
Verbinding tussen Frankrijk en België
“Tijdens de ORION 23-oefening is een Frans voertuig aanwezig dat de SICS-verbinding tot stand brengt tussen de Belgische en de Franse troepen”, vertelt de eerste sergeant. “In principe moeten ze telkens een antenne monteren, een kabel trekken tussen het Belgische en Franse voertuig en de twee computers met elkaar verbinden. De huidige voertuigen zijn nog niet uitgerust met het nieuwe systeem, dus is een fysieke kabel nodig om de SICS aan te sluiten.”
Door middel van een soort GPS-systeem dat ‘blue force tracking’ wordt genoemd, kunnen commandoposten niet alleen de posities van hun eigen compagnieën volgen, maar ook die van de bevriende troepen in real time.
Minder spraak, meer data
Het nieuwe informatie- en commandosysteem zet ook meer in op het versturen van data. “Het is de bedoeling dat we in de toekomst steeds minder ‘voice’ of spraak gebruiken”, besluit de eerste sergeant. “Wanneer je via de radio praat, zendt de antenne gedurende die tijd een signaal uit. Hoe langer het signaal, hoe gemakkelijker het is voor vijandelijke troepen om de positie te achterhalen en bijvoorbeeld een artillerieaanval plannen. Een tekstbestand is veel kleiner en sneller verstuurd. Daarom zullen we in de toekomst met SICS meer gebruik maken van gegevens.”